ST RIJ D.
achtruischend braken de golfjes tegen de strand-
pier, door het voortdurende sombere geluid,
hullend de omgeving in een waas van me
lancholie.
Heel in de verte klonk de terrasmuziek van het
Kurhaus dathelverlichtscherp afstak tegen t door
sterren flauw beschenen strand.
Alles ademde rust, heerlijke stilte, slechts nu en dan
onderbroken door een geraas op den strandmuur.
Eenzaamheid, juist zooals hij zich die wenschte,
alleen met de zee, aan haar zijn innigste gedachten
bloot te leggendaar te kunnen overdenken al wat die
laatste weken gebeurd was, te kunnen uitsnikken zijn
smart, zonder dat iemand hem daarvan rekenschap vroeg.
Thuis, o, hij voelde 't, hoe zijn moedertje hem
bezorgd aanzag, telkens opnieuw vragend of hij dan
werkelijk niet ziek was, en de overigen, och zij meden
hemvoelend dat er iets waswat hem smartte.
Eenzaamheid zocht hijmaar die stiltedat zoete
in-lievewat de natuur toonde, hinderde hem, niet
kunnende velen de tegenstelling tusschen zichzelf en
zijn omgeving.