106 Nog altijd klonk in de verte de muziek van liet Kurhaus, somber nog zongen de golfjes tegen de pier. En hijHij kon niet ineer denken, hij zag niets meer, maar hoorde slechts die stem, die hem toeriep, dat alles verloren was, met haar ver dwenen al zijne illusies. En hij vloekte de menschheid en hunne instellingen vloekte hen die hem haar ontnamen ongevoelig in hunne wreede beredeneerdheid voor wat edel is en goed. 0, 't walgde hem voort te moeten leven in die maatschappij en in dat oogenblik kwam over hem een innig verlangen naar den dood. Zacht, verleidelijk klotsten de golfjes tegen de pier, 't was als beloofde de zee hem een eeuwige rust Toen dacht hij aan haar, hoe ze had gedragen haar leed en vol schaamte moest hij erkennen, dat zij, de vrouw, sterker was geweest dan hij en dat 't was lafheiddat hem deed verlangen naar den dood lafheidomdat hij vreesde voort te levenvoelend zich te zwak voor den strijd. Want wanneer hij bleef levendan voelde hij zou hij in voortdurende botsing zijn met de ideeën in zijne omgeving, dan zou er een oogenblik komendatalles trotseerend uit liefde voor haar, zijn wereld hem zou uitstootengebruik makend van 't recht van den sterkstedanwist hijzou hij moeten opgeven zijn loopbaan. Zacht ruischend braken de golfjes tegen de strand- pier, door het sombere geluid hullend de omgeving in een waas van melancholie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 262