120
't Was de laatste dag van de manoeuvres en liet
beloofde prachtig, maar warm weer te zullen worden.
Nu was het nog frisch, en zoo'n morgenritje deed ons
eerst goed wakker worden, maar hoeveel stof we latei-
op den dag op de drogezandige hei hebben te slikken
gehad, is bijna niet te beschrijven. Na ruim een uur
gemarcheerd te hebben, kwamen we bij de infanterie
en werden we in de marschcolonne opgenomen.
Na eenigen tijd hoorden we reeds de eerste schoten
vallen bij de ontmoeting met vijandelijke patrouilles.
Ordonnansen renden af en aan en brachten berichten
in omtrent den vijand; langzaam ging het steeds
voorwaarts, de marsch gedekt door de talrijke dennen-
bosschen in dit terrein aanwezig.
Na eenigen tijd kwamen we dicht bij een groote
hei, waar waarschijnlijk het treffen zou plaatsvinden.
Gelukkig werd ons, cadetten, een plaats aangewezen op
een heuvel, vanwaar we het geheele terrein konden
overzienen moesten waarnemen op welke plaatsen
zich de vijandelijke artillerie en infanterie ophielden
om dan zoodra mogelijk daarvan bericht te zenden.
Onze infanterie ontwikkelde zich langzamerhand en
stelde zich gedekt op achter eenige lage heuvelrijen
waarin tevens kunstmatige dekkingen werden gegraven.
Reeds konden we aan de tegenovergestelde zijde van
de hei eenige »witbanden" door onze kijkers waar
nemen en langzamerhand werden onze patrouilles
teruggedreven.
Van uit den tegenovergestelden boschrand kwam de
vijand bij kleine groepen te voorschijn, zich daarna