17 den Generaal-Majoor F. M. van Pantiialeon Baron van Eck, Inspecteur der Genie; den Generaal-Majoor W. E. A. Wüppermann, In specteur der Cavalerie den Generaal-Majoor J. T. T. C. van Dam van Isselt Inspecteur van liet Militair Onderwijs den Generaal-Majoor J. N. Roelants, Bevelhebber in de Ilde Militaire Afdeeling; den Kolonel F. A. Thomése, Hoofdintendant; den Luitenant-Kolonel-kwartiermeester J. A. Kroef, Hoofd der VlIIste Afdeeling van het Ministerie van Oorlog, en den Majoor E. F. C. H. J. Baron van Tuyll van Serooskerken Adjudant van Hare Majesteit de Koningin. In die oproeping werd medegedeeld, dat de Commissie zich al dadelijk had vergewist, dat Hare Majesteit de Koningin een zoodanig huldeblijk zou gelieven te aanvaarden en dat Zijne Excellentie de Minister van Oorlogaan het verzoek om het Eere-voorzitterschap der Commissie op zich te nemen, welwillend had voldaan. De Commissie ging verder van het denkbeeld uit dat de deelneming aan dit huldeblijk moest worden opengesteld voor alle actief in het leger dienende militairen. Dat werkelijk het Nederlandsche leger wenschte Hare Majesteit de Koningin een bewijs van zijne be langstelling in de voor Hare Majesteit en het Volk zoo gewichtige gebeurtenis te geven, door het aanbieden van een huldeblijk, dat Hoogstdezelve en ook het Leger waardig zou zijn, bleek uit de zoo ruime deelneming. 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1902 | | pagina 167