20 Op den 22sten November 1895 werd door den toenmaligen Luitenant-Kolonel van den Generalen Staf W. E. A. WÜPPERMANN in de «Vereeniging ter be oefening van de krijgswetenschap" eene voordracht gehouden over «Engelsche beoordeelingen over de «Nederlandsche troepen in 4815, aan de feiten getoetst." Aan het gedrukte verslag van die voordracht voegde de spreker een naschrift toe, zijnde een uittreksel uit een manuscript van den Kapitein J. J. G. Rochell van het 19de bataljon Nationale Militie, behoorende tot de brigade Detmers, welk uittreksel den spreker na zijne lezing door welwillende hand werd toege zonden en dat een nieuw en krachtig bewijs leverde voor de waarheid, dat die brigade bij Waterloo eene schitterende rol had vervuld. Dit uittreksel luidt als volgt: «Het zal nu omstreeks 7 uur des avonds geweest zijn; met afwisselend geluk was gestreden, de kans was nog hachelijkde Maarschalk Ney rukt met vier bataljons der oude garde aan Daar komt een Engelsche aide-de-camp van Lord Wellington aan onzen brigade-commandant de order brengen om met de drie eerste bataljons der brigade voorwaarts te rukken, hetgeen terstond ten uitvoer wordt gebracht. Een oogenblik daarna komt onze Divisiegeneraalde dappere Chassé, bij ons, hij ziet dat Ney op ons aan rukt met de oude garde en stelt zich aan het hoofd der drie andere bataljons, waartoe ook het onze be hoorde. Met een luid vreugdegejuich en onder een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1902 | | pagina 170