21 daverend hoerah! wordt hij ontvangen; hij trekt zijn sabel en onder het slaan van den stormmarsch rukken wij vooruit en hebben aldra onze drie voorste bataljons ingehaald Links van mij was een boomgaard, waar een hevig vuur onderhouden werd; in plaats van dat te be antwoorden ijlde ik met mijne flankeurs daarheen. Ook hieruit werd de vijand spoedig verdrevenzoodat wij er niet lang in bleven maar onder een aanhoudend tirailleeren onzen weg voortzetten. Wij kwamen nu in eene groote vlakte en dirigeerden ons naar de hoogten, de meeste moed bezielde ons allen en ik deed mijn best om mijne flankeurs in dien geest te houden, want de vermoeienis was groot en de weg, nog doorweekt van den regen, onbe schrijfelijk slecht Wij rukten nu onafgebroken ongeloofelijk snel vooruit niettegenstaande de weg hoe langer hoe slechter werd en men nu eens op beploegd land, dan op een straat weg, nu op eene hoogte en dan in de laagte was. Zeer velen mijner flankeurs bleven de schoenen in het slijk zitten, toch volgden zij mij barrevoets. Het was niet dan met de uiterste inspanning en door het levendig besef van eer en plicht, dat wij gestadig voorwaarts rukten Alzoo voortrukkendedaar nadert ons eene menigte Pruisische tirailleurs en daar wij de jassen aanhadden en zoo ver vooruit warenzoo stonden zij in twijfel of wij niet Franschen waren. Spoedig deden wij ons als Nederlanders kennen en toonden onze sjerpen en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1902 | | pagina 171