26 en een zwaren marseh door modderig bouwland, op Pruisische afdeelingen, meer bepaald behoorende tot het 2de Pommersche en 15de Westphaalsche infanterie- regiinent, welk laatste, in het voorbijgaan gezegd, vroeger den naam droeg van «Prins Frederik der Nederlanden" en waarvan thans de Koningin-Moeder de honoraire Chef is. Op het besproken punt nu verwachtten de Pruisische vervolgende troepen geene bondgenooten en weinig scheelde het, of een noodlottig gevecht ware ontstaan, als niet de Nederlandsche officieren zichdoor toeroepen en het vertoonen hunner Oranjesjerpenals vrienden hadden doen erkennen. En toen volgde een tooneel (het onderwerp der schilderij) van algemeene vreugde en vriendschappelijke verbroedering tusschen officieren en soldaten der beide verbonden natiën. Als om strijd laafden de Pruisische fuseliers de afgematte Nederlandsche kameraden uit hunne, uit den voorbij Plancenoit gevonden Franschen buitversch gevulde veldllesschen men drukte elkander broederlijk de hand en alom klonk de kreet: «Aan ons is de zege; wij hebben overwonnen Aardig, niet waar? ja, maar meer dan aardig. «Merkwaardig," zeiden wij, want die schilderij is de belichaming der heerlijke waarheid, dat Nederlandsche troepen een werkzaam deel namen aan de vervolging van den geslagen vijand en niet, zooals toen ook al en zooals thans nog Engelsche schrijversmet verkrach ting der feiten, beweren, öf van het slagveld gevlucht zijn, öf op eerbiedigen afstand van den geslagen, maar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1902 | | pagina 176