STEMMING. Zondagochtend. Een mooieheerlijke voorjaarsmorgen met niets dan zonneschijn. Alles leven, heerlijk jong leven overal en licht. Licht in huis, in de kamers met open ramen en vóór op den weg met schaduwlijnen hier en daar. Achter in den tuin nog schaduween koele schaduw waar de nachtlucht nog hangt. De kerkklokken luiden o, dat heerlijke geluid, dat zoo vreedzaam en stemmig klinkt in mijn dorp op een mooien lentemorgen. Want dat harmonieeit zoo, die klokken en die zonneschijn. Op den weg slechts weinig menschen. Daar uit dat hek komen eenige meisjes van de kostschool in frissche, lichte toiletjes. Dat past zoo bij alles: bij dezen morgenbij de zon en bij mijne stemming. Mijn vriend wacht reeds op me. We gaan binnen in het kerkje, een zaal eigenlijk met stoelen voor weinig menschen maar. Alles ziet er heel gewoon uit. Och, wat ze er gaan hooren is ook heel gewoon: het Leven. Maar o, wat zegt hij het mooi, die man daar vóór ons.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1902 | | pagina 193