STEMMING.
Zondagochtend.
Een mooieheerlijke voorjaarsmorgen met niets dan
zonneschijn.
Alles leven, heerlijk jong leven overal en licht.
Licht in huis, in de kamers met open ramen en
vóór op den weg met schaduwlijnen hier en daar.
Achter in den tuin nog schaduween koele schaduw
waar de nachtlucht nog hangt.
De kerkklokken luiden o, dat heerlijke geluid,
dat zoo vreedzaam en stemmig klinkt in mijn dorp op
een mooien lentemorgen. Want dat harmonieeit zoo,
die klokken en die zonneschijn.
Op den weg slechts weinig menschen. Daar uit dat
hek komen eenige meisjes van de kostschool
in frissche, lichte toiletjes. Dat past zoo bij alles:
bij dezen morgenbij de zon en bij mijne stemming.
Mijn vriend wacht reeds op me. We gaan binnen
in het kerkje, een zaal eigenlijk met stoelen voor
weinig menschen maar. Alles ziet er heel gewoon uit.
Och, wat ze er gaan hooren is ook heel gewoon: het
Leven.
Maar o, wat zegt hij het mooi, die man daar
vóór ons.