52
En hij dacht na of dat wel kón, of-ie volhouden
mocht.
Hij wist dat men om hem lachen zou, dat men
hem ging verachten.
En toch voelde hij goed te doen zijn hart-ingeving
volgend, zich niet storend aan de conventies eener
wereld, zelf slecht, juist door haar bekrompen fatsoen
ideeën.
Hij vervloekte ze die begrippendie voerdenvoeren
moesten tot de laagste dingen.
Hij voelde zich sterk dat jonge, warme leven te
beschermen met al z'n toewijding en kracht.
Hij wist dat ook zij hem liefhad, dat ze niets zei
omdat ze gelooven moest dat-ie haar toch zou laten
loopen later.
Maar hij kon immers met haar gelukkig zijn.
En als hij zich bedroog. Dan zou hij leven voor
wat eens zijn ideaal was.
/e zouden niet ongelukkig zijn, waar hij in oprecht
heid misdeed.
Was dat niet béter, véél beter dan te leven in
tragen sleur naast een' vrouw, die koel berekenend de
zijne geworden was, die hij nooit liefhad, die hij
bedroog, bedriegen moest!
En hij, hij was schuldig.
Maar daar werd zijn kwaad niet gezien of... ge
woon gevonden.
Hij zat voor z'n raam.
Heel ver weg, in de grijze lucht, dreef zwarte rook