58
«Breng mij maar een grogjekellner!"
«Best mijnheer!" en de man verdwijnt.
«'kllad liever ijs geliad!" zanikt 't zoontje, die op
het blad van den kellner langzaam wegsmeltende gele
hoopjes heeft gezien.
«Niet zeuren," zegt zijne moeder, «jij wil altijd
iets anders hebben".
«Pa ook!" dreint 't ventje ondeugend, maar zijn
aandacht wordt afgeleid door een paar cadettendie
voorbij loopen.
«0 Pa, officieren!" zegt 't kind verheugd.
«Neen jongenexpliceert pa, «dat zijn soldaten.'
En 't kind vindt er nu niets meer aan.
«Kijk eens, ma," roept de oudste dochter, «daar
staan de dames Dolo Popera; die zijn hier eeuwig."
«Aardige bekjes," mompelt mijnheer, in zijn grog
roerend.
'tZijn impertinente schepsels," vertelt de moeder,
«zooeven drukten ze mij formeel door de deur." Nie
mand stemt in met dit bewijs van impertinentie, zoodat
eene stilte ontstaat.
Mevrouw drinkt langzaam haar thee, nu en dan
vijandige blikken werpend op de dames in kwestie,
terwijl de meisjes zich coquet koelte toewuiven met
hare waaiers, en de menschen fixeeren. 't Zoontje
worstelt met Morpheus en trekt onder de hand franje
van de canapéleuning en mijnheer brilt door zijn
lorgnet naar een paar aardige jonge meisjes.
In een hoek staat een troepje vroolijke meisjes, die
»'n partijtje hebben". De jeugdige gastvrouwgeholpen