79
Doch nu klinkt in het woud,
Door het trillende hout
Een lied van droefheid en rouwe;
En de zefir suist
En de nachtwind ruischt
Langs het graf der minnende vrouwe.
En gebroken mijn hart;
Weggezonken in smart,
Schijnt ze mij ééns zoo lief nog en teeder,
Maar 't meedoogenloos lot
Fluistert steeds, als ten spot:
Zij is heen er keert nimmer weder."
DUG DEL AURI.