IMPRESSIE.
Gemakkelijk zit ik, bijna geheel weggedokenin een
hoek van de vensterbank bij de pianoleunende tegen
een der stijlenen luister naar een stukdat volkomen
zijn naam verdient: «Pierrette" van La Chaminade.
De klanken tooveren mij duidelijk het titelblad voor
oogenzooals ik het wel eens gezien heb. Een bevallige
balletdanseres staat er op. Niet vulgair of stootend,
maar geteekend gracieus in lijn en kleur. Wiegelend
danst ze voortnu eens schommelenddan weer hup
pelend, dartelend blij en lief, soms eventjes rustend,
als om de begeleiding te doen uitkomen. Spoedig is
het titelblad verdwenen met zijn gekrulde letters, en
zie ik haar voor mij, bijna als in werkelijkheid,
schemerend-vaag, en slechts even schimmig omlijst, in
een volle zaal waar hoedenhoofden en schouders een
verwarde massa vormenen daar boven zweeft Pierrette.
Steeds luister ik en volg de muziek, geheel oor;
van het andere rondom mij hoor of zie ik nietsmerk
ik niets. Het monotone geklots van de biljartballen,
het gepraat en gelach of het gefluit gaat voor mijn
gehoor verloren het is als ver verwijderd; ik vang