A a n Als 's zomers in de pracht'ge bosschen Waar 't zonlicht door het loover speelt Hoog in de teedergroene blaad'ren, De vogel zacht zijn zangen kweelt, Dan staat een ieder opgetogen Bij 't hooren van dien zuiv'ren toon En zegt men zacht, het hoofd gebogen: «0! God, wat is Uw schepping schoon!" Als bij het vallen van den avond De kim, in purpergloed gehuld, Bij 't statig ruischen van de golven, Het hart van zoete vreê vervult, Dan moet men wel vol eerbied staren Op 't beeld van 't wiss'lend levenslot En fluist'rend klinkt het langs de baren: «Wat is Uw schepping schoon, o God!" Als schoonheid, geest en zachtheid samen Het wezen van de vrouw omgeeft, En teed're liefde en stille trouw Haar vriendelijk gemoed omzweeft,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1902 | | pagina 238