39
Dan staan wij, mannen, vol bewond'ring,
Vol eerbied en aanbidding daar,
Dan klopt ons 't hart van zoet verlangen
En 'ttrekt ons slechts naar haar, naar haar.
Bij 'tzien dier pracht'ge, lieve oogen,
Dat weeld'rig haar, dien blos der koon,
Zegt elkvol vreugde opgetogen
»0! God, wat is diè schepping schoon!"
DUC DEL AURI.