91
door te gaan, ik zal den ouden Kassiman vragen, of
hij geen beteren weg er naar toe kent."
»Hè, wat spijt me dat, ik geloof dat deze veel
mooier is dan die andere, bij dien grooten ouden
boomdaar benedenhij maakt tenminste veel meer
leven,kan het heusch niet?"
«Onmogelijk, Sterretje, trek nu niet zoo'n pruilend
lipje en laten we naar huis gaanwant het is al laat."
Maar het pruilend lipje is zoo gauw niet tevreden.
«Kom dan," roept Louis, zijn hand uitstrekkend,
terwijl zij elkaar blijven aankijkende eerste teleur
gesteld, de andere met een uitdrukking van «ik kan
er toch heusch niets aan doen" op het gelaat.
Nog is het teleurgesteld gezichtje niet tevreden.
«Stoutertmeteen heeft Louis haar slanke
taille omvat en met een kus het pruilend mondje in
de gewone plooi teruggebracht, «wil je me nu gauw
een hand geven, anders maakt tante zich weer onge
rust".
Met blozend gelaat weert zij den jongeling van
zich af.
«Ik vind het niets aardig van je, Louis, dat je me
zoo
«Nu, zoo...., zoo zoent wil je zeggen? Ha, ha,
ha, heb ik van mijn leven, mijn Sterretje zou ik
niet eens een zoentje mogen gevenom haar te troosten
over hare teleurstelling!"
«Teleurstelling,.... de minste gelegenheid neem je
waar, om me een zoen af te stelen, kan je dan nooit
zonder kussen? Je bent zoo vreeselijk zoenerig."