95
tegen den cricketbal wordt meer gehoordgeen zingende
jolige troepjes wandelen meer om liet excercitieveld.
Stilte, overal stilte, slechts hier of daar ziet men een
overmoedige in de cantine fluitend de illustraties be
wonderen. Overigens is het stil. Overal waar slechts
een streepje schaduw is te bespeurenzit onbeweeglijk
een cadet gebogen over boek of cahier.
Niet alleen op het buitenterrein, ook in het warme
hoofdgebouw zijn alle bruikbare plaatsen in beslag
genomen. Zelfs voor de deur van het bureel van den
Directeur, ligt er een languit op de mat. Ook de
kleine zolder, daar hoog boven, eenzaam en verlaten,
juist groot genoeg om een zittend mensch te bergen
is bezet. Voorovergebogen zit daar iemand; een brief
ligt op zijne knieën, een stapeltje boeken naast hem
op den grond; dit laatste schijnt hij vergeten te zijn.
Langen tijd blijft hij over den brief gebogen. Daar
beweegt hij zich, en langzaam wordt het hoofd opge
heven.
Het is Louis.
Maar owat ziet hij er uit.
Tranen biggelen hem over het gelaat, treurig richt
hij de oogen op het kleine venstertje naar boven,
waar hij snikkend naar blijft staren.
Arme jongen! Het geheele jaar heeft hij hard ge
studeerd, een enkele maal heeft hij straf gekregen,
het is waar, maar dat heeft toch geen invloed op zijn
studie gehad. Steeds dacht hij aan zijn «Sterretje",
zoo ver van hem verwijderd, hoe gaarne had hij toch
eens bij haar "willen zijn, haar hand weer op zijn