GEVALLED
In de kracht van het leven ternedergeveld
Ligt hij eenzaam verlaten, de doode, de held.
Ongezien, als zoo menig ander weleer,
Viel hij moedig en roemvol op 't veld van eer
Van een pijnlijken dood spreekt zijn veege mond,
De linkerhand rust op de gapende wond.
In de hoofdstad schatert en jubelt het luid:
»De vijand verslagen! De oorlog is uit!"
In een roes tiert het volk, verhit van gezicht
En wemelt er rond in een zee van licht.
In een sombere kamer zit troost'loos een vrouw,
Aan haar schoot hurkt een knaapje in treurigen
[rouw.
Zij luistert naar 'tgonzend gewoel en getier;
Een flikkering van haat vermeestert haar schier.