5
meen en van den aanstaanden officier in het bijzonder,
wijdt hij de volle aandacht. Hij staat hier aan de
zijde van von Moltke, waar deze zegt: »Das blosze
«Wissen erhebt den Menschen noch nicht auf den
«Standpunkt, wo er bereit ist, das Leben einzusetzen
für eine Idee, für Pflichterfüllung, für Ehre und
«Vaterland. Dazu gehort die ganze Erziehung des
Menschen.
Dat in zulk een stelsel overlading is buitengesloten
spreekt van zelf; zij zou het evenwicht verstoren.
Evenmin behoortnaar 's Generaals gevoeleneen
streven te bestaanom alle leerlingen tot eene volkomen
gelijkheid op te voeren.
«Hoe dwaas zou de hortulanus te werk gaan",
zegt hij, «die in zijn tuin alle jonge hoornen, zelfs
«bij verschil in soort, op gelijke grootte en van ge-
lijken omvang zou willen brengenen hoogstens
«eenig verschil in 't aantal twijgen zou gedoogen." (1)
Even als de Iloogleeraar Vissering en andere mannen
van gezag, kent de Generaal groote waarde toe aan
de opvoeding van den jongeling in het huisgezin.
Daar zullen de met zorg gelegde kiemendoor het
ouderlijke toezicht beschut, het best tot wasdom geraken.
«Aus der Erfahrung weisz man, dasz die Güte der
«ïruppen einzig und allein in dem Wert ihrer Offiziere
(1) Beginselen, gronden en strekking van eenige maatregelen tot
vorming van reserve-officieren. Voordracht in de Vereeniging tot
beoefening van de Krijgswetenschap op 24 Februari '1887, door den
Kapitein J. T. T. C. van Daji van Isselt.