41 Langzaam en geleidelijk, zonder dat groote, heftige incidenten aanleiding gavenkwam over hem een gevoel van 't kan-me-niet-schelen, van verbannen-moeten- alle-denken-of-voelen, aan tafel maar machinaal aan te pakken schalen en schotels, ze door te geven, van de spijzen te eten en dan weg te gaan. Soms flitste wel eens ergenis in hem op, als 'n klein farizeërzieltje zich bloot gaf in gepraat als '11 viezenaakte pierdie uit donkere aarde kruipten verwonderde hij zichdat het de anderen niet irriteerdedat ze zelfslievig- glimlachend, geïnteresseerd, meespraken en 't eens schenen te zijn met hem, maar dan suste hij zijn opkomende drift met: »wat kan 't me eigenlijk schelen" of »'t gaat mij immers niet aan". Zóó was-ie gekomen, als langzaam voortglijdend over 'n stil water, onzienbaar-vèr en somber-dreigend, in een toestand van geestesbewusteloosheidzoolang-ie aan tafel zat: hij sprak niet en dacht niet, wiegend in slaapdie dood kon wordende grootsche mannelijk heid. Bij 't opstaan werden weer wakker zijn hersens en trachtten zetelken dage meer vermoeidhet zware dat drukte, te dragen. Ook nu zit-ie zoo, in elkaar, lusteloos, met 'n éven-gevoel van geleefd-wórdenlangzaam bewegend vork en mes. Hij hoort zijn naam zeggen achter zich en opschrikkend, wendt-ie zich half-om, om aan te nemen de enveloppehem aangereikt met lichte buiging en vooruitgestoken arm. Blijmet iets veerkrachtigs in de beweging, neemt-ie aan en bekijkt 't adres. Netjes staan de woorden op 'n lijntje, even groot de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1903 | | pagina 175