43
vreemd-helder ziet, als die is weggeknipt, zoo werd
't hem plots duidelijk en heel klaarwat die kaart
koel-hard vertelde.
Hou je nou goedarme kerellaat vooral niks mer
ken; zie, ze kijken naar je, vinden je aanstellerig
Och, toe nou, doe die hand wèg van je voorhoofd,
dat pijnlijk strijken geeft toch niets en trekt de aan
dacht maar. Kom, m'n jongen, drink is.... Ja, ja,
dat zal goed doen en om zich 'n houding te geven
drinkt-ie z'n vol glas leeg in één dronk. Opnieuw
schenkt-ie in. Snik-klokkend valt het bier in 't nog
schuim-glijdend glas. Ook dit giet haastig hij naar
binnen.
De flesch vóór 'm is leeg.
Maar gevoelloosheid komt weer, wél anders: niet
loom en landerig voelt-ie zichmaar lichtglimlachend-
leeg, alsof veel gas zijn schedel vult en wegdrukt alle
zwaarte.
Hij buigt zich naar z'n buurman en vraagt bruusk:
Zeg, hou je bier over?
Vreemd-onwelluidend is zijn stemvan heeschheid door
lang zwijgen.
De anderen hebben niets gemerkt van al wat voor
gevallen is.
Een studiezaal. Gasvlammen in witte ballonnen stralen
koud licht, op ijzeren lessenaars, zwart geverfd, tegen
wit-gekalkte muren.
Ilier schreef-ie dien avond neerzonder peinzing
alleen willend uitdrukken z'n immens gevoel van
dat oogenblik: