Jon?
em
In den grooten Hof van 't Leven woonde Liefdeen
ze was niet beperkt tot een deel daarvan maar ze
was in en oin alle dingen.
En met haar groot scheppend vermogen bracht ze
Kind voort in groote reinheid; deze leefde in den Hof
des Levenszich voedende met de vruchtendie
hoornen en struiken hem gaven. Hij vroeg nog niet
meer, dan om gevoed te worden.
Zoo leefde Kind voort in reinheid en onwetendheid
groeiende naar het lichaam.
Toen zij daarvoor den tijd gekomen achtte, bracht
Liefde in hem den dorst naar het Water van de bron
der Kennis en ze voerde hem langs die bron, opdat
deze met haar water zijn dorst zoude lesschen.
Yan nu af vroeg hij niet alleen voedsel voor het
lichaammaar ook voor den geesten steeds gaven de
boomen vruchten en de bron water, want Liefde was
alom. Zoo leefde Kind voort in reinheid, voortgaande
in ontwikkeling van lichaam en geest.
En Kind was gelukkig, want de ingedronken kennis
was niet groot genoeg, om hem aan de bron vragen