Al
te laten doendie deze niet vermocht te beantwoorden.
Kind bleef rein, want de bron onthield hem de kennis
der zonde en onreinheid, omdat Liefde daartoe den
tijd nog niet gekomen achtte.
Maar eindelijk kwam de dag, dat Kind van de
bron hoorde van het bestaan van veel en groote zonde
doch nu wenschte Kind tevens te weten, de noodzaak
van het bestaan ervan.
Daarvoor kon hij evenwel in zijn jonge blanke ziel
geen oplossing vinden en hij vroeg het de bron.
doch water gaf deze niet.
Nu daalde langzaam op Kind neer, de smart van
't niet-begrijpen-kunnen en toch-doorgronden-willen
hij wilde weten en besloot te gaan zoeken en vragen
om eens het antwoord te vinden.
Van nu af heette hij Jongeling.
Zijn weg voerde hem langs de poort van den Tuin
der Levenskeuze en deze doorgaande, kwam hij bij
een open ruimte waarop verscheidene paden uitkwamen.
Deze paden waren alle verschillend van voorkomen,
enkele deden zich voor als schoone lanenmet geurende
bloemen omzoomdandere als steile rotspadenom
geven door doornstruiken, weer andere als eentonige
wegenzonder eenige afwisseling. Na kort beraad
sloeg Jongeling één der schoone lanen in en verlustigde
zich in de heerlijkheden der natuur, die hem omgaven.
Deze laan liep evenwel uit op een groot moeras, dat
het Moeras der Zonde heette.
Meer en meer naderde Jongeling deze plaats en hij