5i Krijgsroem, fiere statige krijger, in gouden harnas, op een machtig ros gezeten. Jongeling luisterde ademloos toe, toen hij vertelde van de groote oorlogen, de roemrijke feiten, de dap pere mannen van alle eeuwen. »Ja, dat was het wat hij zocht, de krijgsroem zou zijn deel worden." Doch de krijgsman was gevolgd door een oud man, die onder last van jaren gebogen ging en die Ontgooche ling heette. Deze sprak met smartelijke stem van moord en plun dering, soms brutaal, soms schijnbaar gerechtvaardigd door schoon-klinkende leuzen. Toen week het Ideaal en verdween. En zoo verscheen een jongeman, met schoon gelaat en met van bezieling schitterende oogen. Deze sprak met gloed van de Kunstdie de menschheid veredelde en haar ophief uit het alledaagsche. En Jongeling hoopte Kunstenaar te kunnen zijn. Doch over het gelaat van Ontgoocheling streek een bleeke glimlach en hij zeide met zachte stemdat niet ieder Kunstenaar kon zijn, dat velen zich geroepen waanden en niet uitverkoren waren en dat dezen de smart wachttevan zich in eigen kracht bedrogen voelen. Jongeling voelde toen, dat hij niet was één der uit verkorenen, nooit zou zijn een Kunstenaar bij Gods genade. Het Ideaal verdween. Zoo kwamen en gingen de Idealen der Jeugdenkele met hoop en vreugde door Jongeling ontvangen, doch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1903 | | pagina 185