54
En toen het schip aan de kimme verdween
Bleef zijn blik aan de kust nog geboeid,
Daar had hij als jong'ling gedweept en gedroomd
Als kind reeds gespeeld en gestoeid.
En hij fluisterde zacht naar 't verdwijnende strand
Als afscheidsgroet aan zijn vaderland:
«Vaarwel! Vaarwel! Vaarwel!"
De jonge officier trok naar 't oorlogstooneel
Hij keerde er nimmer van weder
Een kogel des vijands doorboorde zijn borst,
En stervend viel hij terneder.
Nog eenmaal lispte zijn veege mond
Tot hen op den verren geboortegrond:
«Vaarwel! Vaarwel! Vaarwel!"
En de zefir voerde zijn woorden mee
Langs bergen en wouden en strand
Naar hen, die hem minden zoo vurig en teer
In het dierbare vaderland.
Uit den hemel klonk hen een troostende stem,
Brengend de laatste groeten van hem:
«Vaarwel! Vaarwel! Vaarwel!"
Due DEL AURI.