63
maat van hun stap, strakke gezichten als niet ziende
de woelende kindermenigte, door wie ze werden aan
gegaapt, benijd, omdat zij die mooie rinkeldingen hadden.
Achter hen de muzikanten, die werden omzwermd
door dansende, springende kinderen.
Dan de soldaten, gelijkmatig stappend op de maat
der muziek, schijnend te vormen één geheel van
ziellooze dingen.
In de deuren van bijna alle huizen stonden nu vrouwen
met een kind op den arm, het zaklijf achterover, een
glimlach van meer-gezien-hebbenvroolijkheid om de
pret der kleinen op 't gelaat. Zij lieten dansen op de
maat der muziek de kinderen, die wezenloos lachten.
De marsch was bijna uit, een laatste koperkreet,
overstemd door de bassen, een harden slag op den
trom en de muziek zweeg. En dadelijk vielen de
tamboers in, hard, ruw, met heel fijn dóórklinken
van een zoem-zangerige melodie. Daar naast klonken
zacht de bellen met fijnezilveren geluidjes.
De kinderen liepen nog steeds voort, hopend straks
meer muziek te hooren.
Toen het stuk uit was, zag men de meesten naar
binnen gaan met misnoegde gezichten, omdat ze expres
bij hun huis hadden opgehouden. Enkelen bleven den
troep staan nakijken in de verte, in de hoop nog wat te
hooren en gingen mismoedig in huis, als't niet kwam.
In de verte klonk nog een dof tromgeluid, dat
meer en meer verzwakte, ten laaste ophield. In de
straat bleef iets van leegte achter.
L. v. D*^f