71
voor zich starendals bestudeerend het donker-
grauwende pad, vochtig glanzend het oog.
»Karl, ik mag niet langer zwijgen. O, geloof me,
lang heb ik gewacht, het je te zeggen, lang, omdat
je me zoo lief bent, lang, omdat eene scheiding voor
ons beiden moet zijn een haast ondraag'lijk leed, maar
ik mag niet langer zwijgen. OKarl kijk me niet
zoo verwijtend aanlaat me de zoo moeilijk verkregen
krachtte doenwat ons ongelukkig maken moet
weliswaar, maar wat noodzakelijk is, ook voor
later. Ik weet, je hebt geen fortuin, je zult, als
je eenmaal je doel bereikt hebt, alleen van je traktement
moeten leven. Ik heb evenmin fortuinik mag
'tje niet verhelen. Je ziet me bevreemd aan, je
hebt me nooit zoo ernstig en over zulke zaken
hooren spreken, maar Karl, ik heb veel nagedacht,
ik ben ernstiger, door omstandigheden, dan de
meeste meisjes van mijn' leeftijd. Ik weet, wat het
zeggen wil, stand te moeten ophouden, zonder de
middelen te bezitten. Vroeg reeds heb ik thuis in de
geldelijke zorgen gedeeldook mijn vader was officier
kapitein; vader noch moeder waren gefortuneerd
Karl, ik voel, dat ik je alles moet zeggen, dingen
zelfs, die voor ieder ander geheim gebleven zijn. Maar
tracht niet telkens me in de rede te vallen; ik weet
wat je zeggen wilt, maar laat mij eerst uitspreken,
alles vertellen. Ik weetdat mijne ouders elkaar innig
liefhadden, totdat die vreeselijke geldzaken kwamen.
In 't kort, hun huwelijk is niet gelukkig geweest.
Eerst toen mijn vader, nu twee jaar geleden stierf,