72
ik moet het met schaamte bekennen, eerst toen is een
betere, gelukkiger tijd aangebroken: nu behoeven we
niet langer aan alles mee te doen, nu kan Moeder
op ons eenvoudig bovenhuis in de Riouwstraat wonen.
0Karl zie me niet voor harteloos aandat ik
zoo koel berekenend, ons beider heerlijk geluk kom
verwoestenmaar ik mag niet langer aan 'n zoo mooie
toekomst denken, misschien zoo gauw gevolgd door
ons beider ongeluk. 0vreeselijke gedachtemisschien
later den dood van iemand, die je zoo lief was, te
moeten beschouwen als verlossingbegin van gelukkiger
leven
»Karl, zeg, wil je me vergeven, dat ik alles zoo
ronduit zeg, maar heusch ik kan, ik mag niet anders."
En, gebroken voelend haar kracht, uitgeput haar
energie door 't al maar tegen eigen gevoel in redeneeren
maar blij toch dat ze gesproken heeftvoor beider geluk
misschien, snikt ze het uit, schokkend haar teere
lijfje, smartelijk gebogen het hoofd, vloeien latend
hare leedtranen.
En hijtelkens trachtendhaar woorden te onder
breken bruuskin edele verontwaardiginghaar
redenen willend ontzenuwen door spontane liefdes
betuigingen telkens echter weer getroffen door de
waarheid van hare woorden. 0, hij voelt 't, hij zou
alles, de grootste ontberingen, de diepste ellende,
willen verdragen om haar met eenige weelde te kunnen
omringen, slechts haar gelukkig te zien, maar zou
dat voldoende zijn? Zou het niet misdadig zijndat
efiene voorhoofdje door smartrimpels te ontsierenhaar