80 Blanke meeuwen drijven luchtig Zwieren cirk'lend heen en weer. In de verte glijdt een stoomboot In het volle licht der zon En haar rookpluim teekent scherp zich, Aan den held'ren horizon. En een lange, rose lichtstreep Deint er mee van kim tot strand; 't Is de laatste gloed der zonne, Afscheidsgroet aan 't scheem'rend land. Zie, de zon in gouden stralen Daalt al meer en meer ter kim; Rozeroode wolkjes drijven, Luchtig, vluchtig als een schim. Niets zoo zoet, als te genieten Van dit heerlijk avonduur En eerbiedig toe te luist'ren Naar de stemmen der natuur. En ik hoor in 't zachte kweelen Van het talrijk voog'lenheir In het ruischen van de halmen In het bruisen van het meer, Niets dan dank van gansch de Schepping Aan haar Maker, eind'loos goed En een loflied op de zonne Voor haar teed'ren, warmen gloed. Lang is reeds de zon ter ruste En nog toef ik op het duin;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1903 | | pagina 214