81
Vage, zilvergrijze nevel
Trok onmerkbaar om zijn kruin.
Voog'len, bloemen, sluim'ren allen
Vreedzaam, kalm in slaap gesust,
En een dof geluid weerklinkt slechts
Van de golfjes op de kust.
't Uur van ruste is gekomen
Voor de zwijgende natuur,
En geen mensch mag haar verstoren
In het stille avonduur.
Daarom richten zich mijn schreden
Langzaam weder huiswaarts heen
Maar mijn ziel is vol van klanken,
Zuiver, teeder, zoet, sereen.
Rustig ligt Natuur daar neder
Als een maagd, die slapend lacht,
Slechts de halmen buigen golvend,
Zachtkens ruischend: «Goeden nacht!"
Due del Auri.
6