83
gesteund door de handenzat hij te peinzendof
voor zich uit starend.
Toen hij opzag stond daar een groote schoone
vrouw voor hemmet hemelschblauwe oogen helderder
dan de dag, met lang, golvend donker haar, waarin
een zilv'ren ster zacht schitterde. Op haar schouder
zat een blanke duif, in haar linkerhand hield zij een
frisschen, groenen palmtak, slank en buigzaam.
Met een rustig gebaar strekte zij haar rechterarm
uit, als wijzend naar een ver verwijderd doel. Haar
zachte stem zeide:
»Ik weet waarnaar gij verlangt en ik wil U den
weg wijzen. Sta op, verlaat dit bosch en volg de
richting van gindsch pad".
Daarna verdween zij in het woud.
Verwonderd stond de man opniet wetend wat
hij doen zou. Na eenig weifelen besloot hij het
pad te volgen, dat de schoone vrouw hem gewezen
had.
Maar het was slecht gebaand en liep golvend over
de heuvels. Het woud veranderde geheel van aanzien.
De stammen stonden statig recht op en droegen hun
bruingouden herfstblaren met een ernstige somberheid.
Hoog boven hunne kruinen ijlden jagend de nevelige,
grauwe wolken.
Het pad werd steeds moeilijker en liep al steiler
en steiler, tegen ruwe, hooge bergen van harde,
naakte rotsen.
Het stijgen viel den man steeds zwaarder: hoe