84 langer hij het gebergte beklom, hoe meer inspanning het hem kostte hooger te komen. Ver boven zich zag hij reeds den toponzeker nog omlijnd met vage trekken. Steeds klom hij voortsteeds hooger, steeds verder, tot de inspanning hem het zweet langs het voorhoofd deed stroomen. Hij greep zich vast aan elke voor uitstekende rotspunt, en werkte zich omhoog, telkens weer hooger, minder ver van den top. Steil was zijn pad, zeer steil: bijna loodrecht verhieven zich de rotsen met duiz'lingwekkende steilte. Lang, zeer lang had hij geklommen en oud was hij gewordenzijn leden stramzijn rug gebogen zijn ademhaling moeilijk. Een lange baard bedekte zijn borst en het dunne haar op zijn schedel was grijs geworden. Toch klom hij voort, met moeite, langzaam, lang zamer steeds, zijn handen tastten bevend, zijn kniëen knikten. Hij kon niet meer en uitgeput zonk hij neer op een hard blok graniet. Toen sloeg hij zijn oude oogen op en keek omhoog. Daarboven zag hij, wat hij lang, jaren lang bijna een eeuw gezocht hadhet Geluk. Daarboven stond de vrouwde Godindie hem den weg gewezen had. Vriendelijk lachte zij hem toe en zacht viel het milde licht van haar zilv'ren ster in zijn rood gerande, matte oogen als een lafenis. Zij reikte hem haar hand, als om hem op te heffen, maar hij miste de kracht die te grijpen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1903 | | pagina 218