In 't groen en heerlijk loo ver In 't stille avonduur, Zat ik peinzend op een bankje; Overal rust in de natuur. Dat zachte rood, door 't frissche groen Maakte van mijn denken droomen Mijn geest dwaald' af, de zon ging zacht De westerkim met purper zoomen. Die natuur, ze liet me leven, Ze maakte mij tot ander mensch; Ik zag steeds meer in al die kleuren Vervulde zich toch eens mijn wensch Waarom na zonneschijn dien regen, Waarom geen zomer, eeuwig door, Waarom niet steeds dat stargeflonker, Waar dient dan toch het leven voor.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1905 | | pagina 202