CL VI
Toen brak opeens de muziek uit, sonoor, over
winnend, en de heerlijke, breed gedragen accoorden
van het oude volkslied, van den geliefden Oranje-zang:
»'t Wilhelmus", rukten om ons heen. Een kille huiver
van ontroering doortrilde ons, vele oogen werden
vochtig.
«Wilhelmus van Nassauwe
Ben ick van Dietschen Bloedt,
Het Vaderlandt getrouwe
Blijf ick tot in den Doodt."
Heerlijk, niet waar, diebreed-vertrouwende vrijheids
zang, die door de eeuwen heen spreekt van den strijd
onzer voorvaderen, van hun innig geloof, hun onver-
winbare moedvan hun grootediepe liefde voor den
eersten en grootsten Prins uit het roemvolle geslacht
onzer Oranjes, wier lief en leed drie eeuwen lang on
afscheidbaar aan dat van ons volk is verbonden. Als
je op zoo'n oogenblik dat lied hoortgaat er als een
schok door je lichaamheroïsche gevoelens ruischen
door je gemoedEn wat te midden van de zorgen
van iederen dag zoo licht sluimeren gaatje liefde tot
het vaderland, tot de lieve, teere Vrouw, die, de
laatste uit Haar geslacht, aller teederheid tot zich
trekt, al die ideale gevoelens rijzen in je op, stijgen,
hooger en hooger, vervullen je van eene zacht be
dwelmende ontroering. Eene behoefte om je toe te
wijden, een verlangen om te offeren, was het je leven,
aan de voeten van Haar, blond Koningskind, klimt
in je op!