19
de derde Acte, hooren hoe een regen van diamanten
ruiscliend daalt over al de trotsche gebouwen, tot zij
opstaan in den nacht als hooge zilveren en gouden
luchters. Duizenden en duizenden vlammetjes gaan öp
wit, groen, rood, klimmen omhoog langs de slanke
torens slingeren om de hoogste koepels van het Panthéon
en het Louvrekruipen laag tegen de nederigste daken
dicht bijver af, tot alles vergloeit in één grijs-wit
brandende licht-zee.
En de twee menschenLouise en Julien vallen neer
en knielen devoot voor den nacht, den lichtenden
nacht van Parijs, waaruit de teerste melodieën die
zingen van vrijheid en geluk hen tegenruischen. Als
wit-zilvren bloemen van licht bloeit in hunne zielen
de devotevervoerde verteedering hunner liefdeen
om hen golft de gouden en purperen gloed van de
feestende stad, als tooide zij zich in vlammend verrukken
óm dien grootsten dag huns levens. Parijsdat is hun
God, die hunne liefde beschermt, en zijn blijdschap
om het geluk zijner kinderen schijnen laat over de hoofden
van wie daar knielen en bidden in vervoering smeeken
om zijnen zegen.
»Paris, Paris, protégé nos amours!"
En de groote stad omwikkelt hen met eene vlam
mende mist, waarachter het leven en al zijn leed
wegdeinst! Zij zijn alléén op de wereld, alléén in den
nachten hunne liefde is het zalige onvergankelijke
waarin hun geluk ontbloeit.
Herinnert Ge u wel het droeve gevoel van leegheid,
dat u overviel op straat, nadat ge iets heel moois