27
ling, geweldig alles rneesleepend in zijn dronken cadans,
aller begeerten weerlicht, vóórt, als stof van den weg
in een wervelwind. Dat is de passie van het zuiden,
die daar juicht in de klanken en waait door de zaal
als een zucht van verdwazing, die de hoofden doet
buigen en 'n koude huiver jaagt door der menschen
vleesch.
Zoo gaat de mistral daarginds in de witte zonne
landen over de veldenineens uitschietend van een
smetloozen hemelverteerend als een vlam in de blanke
luchten.
En zij danst nu, la belle Guerrero, in den rillenden
gloed der lampen, die wit-zilverig branden om haar
heen. Daar zweven hare voeten weg, keeren weerom
glijden geruischloos voort langs de voetlichten. Al
het verlangen is nu gebroken in haar lijf, dat buigt
en opgaat, zich willoos overgeeft aan de rythmen, die
van beneden haar omspoelen als golven van een
deinende zee. Zij danst als in verrukking. Waar de
melodieën haar henendrijvenwaar de klanken haar
verlokken in een gril, daar huppelen hare voeten heen.
Als voerde een wind haar mee, een zucht van de
Mistral over deinende golven. De eene arm omhoog
gestrekt, de andere in weeke ronding boven 't hoofd,
tusschen de vingers de zwarte castagnetten.
Maar in de muziek verteedert de koortsende harts
tocht zachtkens aan tot een dieper verlangenmilder
zingen de violenzachter, loomer glijden de voetendoor
den weerschijn van het voetlicht. De beide armen
gaan omhoogrekken opeen lach van stille ver
rukking speelt om den half-open mond. Als door
een zaligen toover plots bevangen zoo bloeit het gelaat