GEBED.
Teer ruischen in zachte klanken
van hemelsche melodiën, als de wind
die speelt in 't woud van blaren.
Heerlijke geluidenals van een kind,
dankend den God met lieve gebaren
Hooger dan hemelen steeg
mijn gemoed op dien avond in 'tbosch,
want in mijn hart, vroeger leeg,
kwam verheven heerlijkheid
als van feeën met rozen op stil mos.
Tn overvloed van zachte geluiden
van goddelijk zingen
Nachtegalen, die beter begrijpen
dan wij, 't hoogste der dingen.
O, der vogelen taal van zachten gloed,
van weemoed getuigend en klinkend zoo zoet.
O Heer, die Uwe schepselen schiep,
in heerlijken macht!
O, konden der menschen geluiden
Slechts zijn, als die muziek
van dien vogel van den nacht.