Hymne aan den nacht. Naar Bilitis (4). Stil als de bergenstaan de donk're boomen. Aan den wijden hemel staan de sterrenen droomen. En mijne oogen en mijne wangen, kussen de zefirs, in heet verlangen. O, Nacht, gij kust zacht op mijn bleeke lippen, o, Nacht, gij speelt zacht met mijn donk're haren. In mijn ziel is de lente. De bloemen, die bloeien, bloeien in mij. De wind, die ademt, ademt in mij. In mijne oogen staren de starren. O, Nacht, uw stem ruischt breed, als de ruisching der zeëen Ik bid en mijn mond kust de donk're aarde en mijne tranen gaan kussen mijne brandende handen. (1) Grieksche Dichtere^,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 215