52
Annie. Ik zeg u, niets vergeten, ma.
Mevrouw. Haar kussend). Je bent een lief meisje,
Annie.
Annie. Lief plagend). O, natuurlijk, hij is uw
lieveling.
Mevrouw. Ja, mijn lieveling! Mag hij 't niet zijn
Annie Ik wou tenminste dat die deugnietdie Aarnout,
een voorbeeld nam aan zijn broer.
Annie. Nu, mama, al ben ik kwaad op Aarnout,
ik mag toch niet dulden dat u onrechtvaardig tegenover
hem bent.
Mevrouw. Wat? onrechtvaardig?
Annie. Ja zeker, onrechtvaardig, want U moet
bekennen, dat Wouter altijd alles vóór heeft gehad.
Aarnout kon niet helpen dat hij door papa's dood niet
op de H. B. S. kon komen, U heeft hem toen op de
Ambachtsschool gedaan. En ik kan best begrijpen,
dat hij daar niet veel ijver aan den dag legde. Want
zijn broer was en bleef parmantig op de H. B. S.
Mevrouw. Ja, bleef op de H. B. S. en wel kosteloos
na den dood van papa. Dat kon alleenomdat Wouter
altijd zijn best had gedaan. En hoe was het daaren
tegen met Aarnout? Hij had even goed kosteloos
geplaatst kunnen worden, maar hij voldeed niet aan
de eischen omdat hij op de lagere school zijn tijd had
verluierd en niets anders deed dan teekenen. O, dat
verwenschte schetsboek. Van dien deugniet komt nooit
iets terecht. Hij is nota bene al achttien jaar.
Annie. Nu, dat laatste, dat u daar zegt, dat er
niets van hem terecht zal komen, daar ben ik 't niet
mee eens. Hij teekent ontzettend aardig.