54
Annie. Plotseling bilsJa en nu vertelt hij nog
al veel van zijn doen en laten aan u.
Mevrouw. [Streng). Annie, ik wil niet hebben,
dat je op zoo'n toon over Wouter spreekt. Hij is oud
genoeg, om voor zich zeiven te weten, wat hij aan
mij te vertellen heeft of niet.
Annie. God ma, ik zal de laatste zijn om dat
tegen te spreken.
Mevrouw. Annie, ik geloof, dat je iets tegen
Wouter hebt.
Annie. Ik? Ik zou niet weten waarom.
Mevrouw. Ik geloof, dat je hem nog altijd rancune
houdt over dat eerste bal. Maar hij kon er immers
niets aan doen.
Annie. Heb ik 't dan ook ooit weer ter sprake
gebracht?
Mevrouw. Ja maar, kind, ik voelde wat een teleur
stelling het voor je geweest moest zijn, Jij, die zoo
geestdriftig hadt uitgeroepen, toen Wouter voor cadet
slaagde: »Nu wil ik persé een officier tot man hebben
ookEn daarop het bal. Huilende kwam je thuis.
Want Wouter had je niet meer terug kunnen vinden
na de uitvoeringjijdie niemand op het bal kende.
Annie. Waarvoor dat alles nu weer op te rakelen.
Ik zeg er immers niets meer van. Ik ben 't trouwens
al lang vergeten ook. En dat ik die woorden heb
uitgeroependat was louter gekheid.
Mevrouw. Ja kind, hoe kon ik 't eigenlijk ook
denken. Je bent altijd een lieve zuster voor hem geweest.
Ik zou het denkbeeld al niet kunnen verdragen dat
je nu ook iets tegen Wouter zoudt kunnen hebben.