58 Wouter het eens werkelijk werd Annie en dat ik dan nog leefde! Annie. [Lief.) Ik help 't u hopenmama. Ik zou 't heel knap van mijnheer mijn broer den luitenant vinden en hij mag dat geluk wel voor zijn moeder bereiden kust haar). Maar mama, ik vind het toch wel een onnatuurlijke gewoonte van die moeders in Indië om haar kinderen zoo geheel door de baboe te laten grootbrengen. Het moest voor haar toch een genot zijn het zelf te doen. Mevrouw. Ja, Annie, maar je weet toch dat ik lang lijdend geweest ben na Wouters geboorte en toen ook nog na de jouwe? En wat je daar zegt van onnatuurlijke gewoonte, ik stem het toe, want vele moeders doen het uit gemakzucht en erger nog uit zucht en verlangen om hun schoonheid te bewaren. En dan, die trouwe baboe's! Zij zijn onwetend Annie, en kunnen de kinderen niets slechts leeren. En dat draagt ook veel bij tot die onnatuurlijke gewoonte. Annie. Onwetend zijn ze en goed. Misschien te goed. En ligt daarin niet juist een groot gevaar? Mevrouw. Wat bedoel je? Annie. In hun onverstand en goedhartigheid bederven zij de kleinen te veel. Ze hechten zich zeer sterk aan de haar toevertrouwde kinderen, maar haar onverstan dige liefde maakt er godenkinderen van. Bovendien maken zij hun alles wijs en voeden ze op in bijgeloovigheid. Mevrouw. Je overdrijft Annie. Zie maar aan Wouter. Als kind al hoorde hij dagelijks van Alloes, dat hij voor toean besar geboren was en iedereen hem een buitengewoon kind vond. En is Wouter juist niet altijd even eenvoudig en bescheiden geweest?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 236