DENKERS. Ik zie hen sidderend strijden in den zwaren nacht der eeuwen, die donker doemt en donker in het [eind'loos lichten zal vergaan. Ik zie hen worstelengrijze denkersik zie hunne [stappen in de steenen staan. Ik zie hunne bloedende nageldrukken in de rots, [die grijnzend om hun smachten lacht. Angstig tastend leggen zij hunne magere handen [op de kale treden van den zwarten berg, dien, aarzelend om hun lijden, zij bestijgen, hun verwrongen hoofden dan tot bloeden stootend [in hun willend tijgen gaan zij hooger, maar telkens brokkelt af de rots, [waarop zij somber leden. En achter den berg, in ijskoud sneeuwlicht straalt het groote marmerbleeke Godsgezicht der waarheid, dat zij aanschouwen willen door hun grijze denken. Zij zien den witten schijn hen schamper wenken smachtenhijgenbidden en willen weer opgaan, jnaar voelen den schimplach niet, dien ik schrijnend [uit dien blik zie gaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 238