71
de groene, hobbelige ruiten waar een mystieke bekoring
van lang geleden achter hing.
Zoo stonden zij naast elkander als oude bekenden.
Eerst een smal huisje, waar gekleurd glaswerk achter
't raam stond, wijnrood en blauw, dat je bij 't zien
al meende te hooren rinkelen.
Verderop een nederig groentewinkeltje, waar om
beurten stapels sinaasappelen en trissclie bosjes selderei
lagen, symmetrisch, klein en netjes, de kleuren, het
oranje en het groen, versterkt door de glimmende
ruiten, een stilleven achter glas.
De huizenrij was hier afgebroken. Er scheen achter
de planken schutting een tuintje te zijn, waaruit wat
ziekelijk, verwaaid klimop tegen den grijzen zijmuur
van een hoog, vervallen pakhuis was opgekropen in
een hoek. De muur was verder kaal en zwart ijzeren
ankers hielden haar bijeen,
En dieper nog de straat in stond het winkeltje van
een barbier. Stil bengelde het koperen scheerbekken
boven de smalle glazen deur, die een dood-wit gerim
peld gordijn bedekte.
Voorbij de grijze kerk met haar veelkantigespitse
torens, daar, waar de straat haar bocht maakte, strekte
zich, vier ramen breed, een streng ouderwetsch koffie
huis uit met blauwe horren achter de ruiten. Het
leek rijk en gezond tusschen de vervallen huisjes in.
Op de lange hardsteenen stoep stonden groene heesters
in tobben.
En op het einde, voor nog de straat verliep in een
donker, levenloos steegje, stond een oud kantoor met
lage vensters, waarvóór zware zonneblinden van schuine