18
van haar huwelijk. Het rozigste'geluk van haar leven,
die kinderen; tot in eens de vreeselijke slag: twee
van hare lievelingen weggerukt, de een vijfde andere
zes jaar, wreed, in enkele dagen haar ontnomen.
Alleen de oudste, Henk, bleef over. En in hare ver
twijfeling had zij op hem gebouwd al hare verwachtingen
over hem uitgestort al de liefde, die smachtte in haar
ziel. Maar ook hij was gegaan langs de raadsellijn
van het levendie ons weg dwingt van het teederste
soms, wreed, onverbiddelijk. Hij was student geworden,
drie jaar in Leiden geweest. Toenin 't begin van
zijn vierde jaar waren die tijdingen gekomen: veel
schuldenhij kon geen examen doenging met een
vrouw, voor wie hij in blinde hartstocht alles vergat.
Dat was de ineenstorting geweest van hare eenige
troostde rampdie haar neerwierp in doffe wanhoop.
Door alles verlaten, had ze verlangd te sterven, verlost
dan uit haar doelloos leven. Maar een weldadige
ziekte, waarin zij had gezweefd tusschen leven en
dooddagenweken langhad haar gesterktgelouterd
en had haar Henk teruggebracht. Zij had wel kunnen
snikken van dankbaarheidGod danken op haar
knieëndat zij ziek was gewordenDoor het zachte
waas van haar huidig geluk zag zij alleen dat eene,
dien grooten zegenhem terug te hebben en vergat zij
al het leed, dat zij doorstaan had. 0, ze zou nu
wel zorgen, dat hij niet meer afdwaalde, al moest
ze met hem mee gaan om over hem te waken! Ze
zou 't hem sméekenhem zeggen hoeveel zij geleden
had voor hemEn hem bewijzendat hare liefde
ineer wasdan die van 'n vrouwdie hem neertrok