79
van hem hield met niets dan egoïsmealles eischend
2onder iets waarachtig-teers terug te geven.
Zij voelde, dat ze hem niet moest overlaten aan
zijn eenzame gedachtenzijn verlangens naar zijn vroeger
levennu vooral nieten dat ze met hem moest
spreken. Maar zij draalde omdat zij bang was hem
pijn te doenhem te zien lijden door haar woorden.
Tot ééns op een middag buiten viel de sneeuw in
dichtetrage vlokken zij begon
H»enk m'n jongenik wou je zoo graag iets zeggen
dat ik al lang had willen doen. Geen verwijten alleen
maar 'n bede, een raad."
Zij nam zijn hand en ging voortmet zachtedroeve
stemerg ontroerd al
«Henk, je begrijpt, dat ik het me heel erg aange
trokken heb, je weet wel, wat je gedaan hebt daar
ginds. Ik was al ziek, en toen hoorden we dat. Je
vader, die spaarde me niet. Dat is nu alles wel
voorbij en vergeten, maar ik wou zoo graag, dat jij
ook niet meer dacht daaraan. Zeg nu niet, dat je
dat niet meer doet. Ik voel het, ik zie het in je
oogendat je nog aan haar denkt, aan die vrouw.
En dat is niet goed m'n jongen".
Zij hield inals vermoeidstreek even met hare
hand over haar oogen. Buiten viel de sneeuw al dichter
en dichter, zacht en week in witte, zalige vrede.
»0, ik ben ook jong geweest, en heel vroolijk,
vol dwaze veel te overdreven droomen van de toekomst.
Ik geloofde zoo innig aan al het mooie en lieve, dat
het leven mij zou brengen. Ik wachtte en wachtte
met zoo'n ongeduldals of er een wonder zou gebeuren.
Want ik dachtééns moet het toch komenhet geluk