81 als verloren in 't verledenvol smartelijk herinneren. Henk zat stil naast het bed. 't Was avondlijk duister geworden in 't vertrek. Buiten zeeg het witte sneeuw- gewolk in luidloos-loomen val over de aarde, 't Was daar één eindelooze wemeling van vrede, één eeuwig rusten gaanNiets bewoog in het rondin het huis, op de witte, schemerende straat, alles was stil, droef en teer! En IIenk zag plots het vaal-bleeke gelaat van zijn moeder, met de diepe rimpels in 't voorhoofd en om de mondhoeken, wreed, smartelijk. Hij merkte in eens hoe oud zij was gewordenhoorde voor 't eerst de hopeloos-droeve berusting van hare stem. God, wat moest ze hebben geleden al die jarenwat had het leven haar aangegrepen! En als een warme, stijgende golf zwol een hevig berouw en medelijden in zijn hart. Toen zag hij heur gelaat door het duister zacht buigen naar hem heenHij nam haar hoofd tusschen zijn handen en kuste het. En in een aller-innigste verteedering schreiden zij toen bij elkander met droge traanlooze oogenhun beider leed. En hun beider gelukelkaar wéér te vindenna jaren Buiten viel de sneeuw gestadig en ruchtloos door den avond. II. Henk had in de opwelling van zijn berouw, in de innige begeerte het leed goed te maken, dat hij zijn moeder had aangedaan, besloten eenige maanden in M. te blijven. Hij zou door zijn liefde weer licht, 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 259