'84
IIeNk leefde midden in zijn liefste herinneringen.
Overal bloesemden zij voor hem op, de zacht-ontroerende
stemmen uit het verleden, omhangen met den teedren
weemoed van vergaan geluk. Hij voelde de eerste
teederhedende stil-zalige droomende diep-heerlijke
ontroeringen uit zijn vroegste jeugd als weeke innigheden
schemeren om hem heen. En hij ondernam pelgrims
tochten naar de plaatsen, die hem het liefst waren
geweest. Hij vond ze onveranderd meest, nog juist
zoo als jaren geleden. Maar alles drong teerder en
en inniger in hem op hij voelde zich smartelijk-geluk-
kig in het stillewarme mijmer-leven van zijne
gedachten.
Langzaam was nu ook de herinnering aan zijn koorts
leven in Den Haag en Leiden verflauwd. Het week al
verder en vreemder terug. Maar soms nog waren zijne
gedachten dagen-lang bij Annie, vroeg hij zich af
«wat doet ze nu, om drie uur? waar gaat ze van
avond heen En dan zag hij haar loopen in haar
donker-blauWe kostuum, mooi en bleek door het goud
licht der trottoirs. Hij hoorde haar stem, met den
diepe, warmen ondertoon, week en streelend als van
een kind dat vleit, vol, innig en zoo dringend soms,
dat zij je kon ontroeren met een enkel woord. O, die
stem was om hem heen als een geluid van diepe
bekoring, zij lokte van verre, zij vleide zich tegen
zijn borst aan en riep dan «kom, kom". En al de
oude teederheden, die in hem sluimerden, rezen óp,
braken open als bloemen in een zonnedag. Als met
onzichtbare banden voelde hij zich getrokken naar zijn
vroeger leven hij voelde zich méér dan ooit van haar,
onder den onontkoombaren toover van hare verleiding.