86
al liefheid en stille overgave en behoefte om te geven
de andere vol wilde verlangens, diep-hartstochtelijk
grillig, [wreed. Haar liefde kon teederheid en harts
tocht beide zijn, zij kon je streelen en liefkoozen maar
ook pijn doen en leed met koel-lachende oogen, mee-
doogenloos.
En dat had hem altijd zoo diep bekoorddat
dualisme van hare natuur. Daardoor had hij haar
nooit geheel bezetenwas er altijd nog iets te ver
langen overgebleveneen deel van haar wezendat
hem ontsnapte. Daardoor had hij altijd het gevaar
gevoeld haar te verliezen. En het verlangen alles van
haar te hebben: de angst dat zij eens in een gril van
hem weg zou gaan, hadden zijne liefde en zijne be
geerte levendig gehouden. 0, hij zag het nu wel,
dat was het geheim van hare machtdaardoor had
zij hem gedwongenen met hare koele oogen had ze
hem gebrachtwaar zij wildeofschoon zij kleiner
was dan hij, kleiner in hare liefde, in hare hartstocht.
Kleiner, zij, kleiner? Och kom, was hij dan zoo
groot, zoo diep? Armzalige eigenwaan, die gedachte
dat1 je zoo ver boven zoo'n vrouw staat. Hij had wel
moeten buigenom haar op te rapen en vast te houden
maar dat was immers altijd zoo, als je niet met je
verlangen alleen tevreden was! Altijd naar beneden,
nooit strekken omhoog, zooals hij 't vroeger wel eens
had gedroomd. Het leven blijft altijd ver beneden je
begeertenook de liefde en de hartstocht. En daarom
zakte je zeker zoo als je alleen leefde voor liefde en
genot. Pijn en leed, dat heft je op, pijn, leed, ha,
ha, dat kende hij nu! Zeker, het maakt je dieper,
inniger, en de wonden, die het slaat zijn o, zoo teer,