90
liepen langs de stille straten, hunne harten boordevol
teederheidhun vleesch ziek van verlangen Of later
toen ze zoo dikwijls samen warenin de innigheid
van hun thuis's morgens's middags's avonds
dagen lang Onzin nooit had ie geheel onder kunnen
duikelen in de zaligheid, die alles oplost, alle pijn,
alle nooden en begeerten0ontroeringen had ie
doorleefd, genoeg en van de hevigste, de teederste.
Maar toch diep in zijn hart een stil leed, diepsclirijnend
meestal, niet meer dan weemoed soms, even aan
zwellend als 'n snik. Dat is in alles, in het liefste,
het zachtste, het geweldigste, altijd, onstilbaar! Hoe
teerder je gevoelt, hoe wreeder het door je heensnijdt.
Wat dan? Berusten? Ja, berusten, dat is het beste,
je schikken en plooien. Anders neemt 't leven je op
en smijt je ergens neer als wrak reddeloosBerusten
Mais oü sont les neiges d'antan Berusten stil zijn
eh kalmkalm Maar God in den hemeldat is
doodgaanlangzaam verzinken in middelmatigheiddat
is het mooiste vermoorden, wat er in je kan ontbloeien.
Dat is de ergste misdaad aan je zelfNeen duizend
maal neen! Pijn en leed, alles goed, maar dan ook
geluk al is 't nog zoo kort en armoedigEn het
vertienvoudigen, dieper maken, altijd dieper, tot je
er aan te gronde gaat.
1 Qu'importe Alle hartstochten en sentimenten door
proeven tot den bodemrekken naar het hoogste het
uiterste»In des Welt-Atems wehedem All, In des
Wonnes wogendem Hall, Versinken, Ertrinken.
n. t nj#
Zoo martelde Henk zich dagen lang af, geslingerd
tusschen vervoering en diepe neerslachtigheid Nu eens