in.
91
zag hij alles uit het verleden zonnig en vol nooit-ge-
waardeerde heerlijkheden een roode rozentuin waarin
alle knoppen openbreken en het jonge leven aanzwelt
door de luwende lucht. Dan weer verviel hij in droeve
bittere ironie om z'n vroegere dwaashedenspotte
met alles, verloochende de hevigste gevoelens, al de
ontroeringenwaarvoor hij ééns in aller-innigst geloof
had geknield. En in dien strijd sleet langzamerhand
zijn groot verlangen naar Annie wég. Zijne teerste
herinneringen aan haar maakte hij dood met zijn
ironie, het innigste, het liefste rukte hij uit,meedoo-
genloos. Het werd een stille weelde zich zoo te
pijnigen. lederen dag voelde hij iets teers wegvluchten
uit zijne gedachten en dat was hem een zacht-smarte-
lijk genot. Een duizelig gevoel van altijd dieper leegte
zakte in hem neer, 'n koele, doode rust vouwde zich
in hem uit. Bij tijden was het hem als 'n zieke,
die herstelt: week en mat was zijn vleesch, door
zijn hersens dreef eene verlangelooze helderheid. En
het leven om hemmet z'n kleine smartjes en vreug
den met z'n zorgenheelde z'n wonden één na één
zacht en troostend.
Eens op 'n helderentintelenden namiddag kwam
Henk Mathilde de Raat tegen. Hij herkende haar
eerst toen zij al voorbij was. Wat was zij veranderd
in die enkele jaren, dat hij haar niet had gezien!
Van het teere bleeke meisje met het fijn-helijnde ge
zichtje en de groote blauwe oogen veel te tenger om
te bekoren, was ze nu geworden vrouw, in volle ont*