94-
Een zwellende ontroering luwde door zijn hart en
dikwijls moest hij het uitsnikken van stil-zalige wee
moed, zonder dat hij wist voor wienwaarom. Het
was hem soms of hij jaren jonger was, zoo iets van
achttien jaar, en verliefd. Onzin, hij verliefd, na
alles wat hij had meegemaakt, verliefd, ha, ha! En
op wie, op Mathilde de Raat misschien En waarom
niet? Hij was toch nog jong, in hem smachtten nog
verborgen verlangens, stille begeerten. En hij was
immers genezen van die andere, alles was toch uitge
rukt? Alles, alles? Ja zeker, er was nu niets meer
in hem, dat nog naar haar verlangde, 'twas dood,
hoor, absoluut dood Je kunt niet blijven branden
Hoe was dat dan eigenlijk zoo gekomen met Mathilde
Op dat feest bij de Erlevoorts had ie haar weer
gesprokenen later bij de de Raats zelf. Waarom
hadden ze hem dan toch geïnviteerd? Nu ja, dat
kon hem niet schelendat moesten ze zelf weten.
En Mathilde, ja, ze was mooi en goed en intelligent
ze zong prachtig, 'n diepe, warme alt. Hij zag het
nu welongemerkt was hij onder hare bekoring ge
komen. Eerst de herinneringen aan 't verledenwaarom
ze beiden hadden gelachen, maar die ze toch diep en
innig hadden gevoeldin warmen weeken weemoed.
En toen zooals het altijd gaat, een ontmoeting hier,
een stille lach, een gesprek over 'n boek, over muziek,
een concert waarover ze beide opgetogen waren geweest
Zij waren dikwijls alleen op kleine wandelingetjes
rond de stad, soms ook in de bruine, koele schaduw
van de groote salon bij de Raat. Ze waren gewoon
geraakt elkaar iederen dag te zien en al dichter en
dichter sloot een warme innigheid zich om hunne